De onnavolgbare Da Vinci
Leonardo da Vinci staat bekend om zijn grenzeloze nieuwsgierigheid en verbluffende vindingrijkheid. Die reputatie dankt hij vooral aan zijn vele onderzoekende tekeningen en notities. Teylers Museum toont tijdelijk 33 van die meesterwerken op papier.
De meest creatieve genie ooit, de ultieme renaissanceman en de schijnbare alleskunner – want: multidisciplinair kunstenaar, uitvinder, architect, filosoof, natuurkundige, ingenieur en anatomist – werd geboren als onwettig kind van een succesvolle notaris uit Florence en een arm weesmeisje uit Vinci. De prille liefde tussen zijn ouders was onmogelijk; de 24-jarige Piero was van goed bloed en bovendien (waarschijnlijk) met een ander verloofd, de 16-jarige Caterina was van een andere sociale klasse en had alleen een broertje om voor te zorgen. Kort na Leonardo’s geboorte in 1452 zorgde Piero dat Caterina goed terechtkwam en koppelde haar aan een bevriende boer en pottenbakker, waarmee ze zou trouwen en een groot gezin zou stichten. Leonardo ging wonen bij de vader van Piero in Vinci. Hij omarmde zijn kleinzoon, die niet de familietraditie kon volgen als non legittimo en dus geen notaris zou worden. Hij kon hem wel een andere, zeer belangrijke erfenis meegeven: het instinct om alles op te schrijven.
Na het overlijden van zijn grootvader verhuisde Leonardo naar zijn vader in Florence, de stad waar rond die tijd de renaissance in alle hevigheid losbarstte. Piero liet zijn goede vriend en destijds hoofd van één van de beste ateliers van de stad, Andrea del Verrocchio, tekeningen van Leonardo zien. Verbijsterd door zijn talent nam Verrocchio de jongen direct aan, en het zou niet lang duren voordat de jongen de meester ver zou overtreffen. Verrocchio’s atelier bleek ook de perfecte werkplaats voor de nieuwsgierige en begaafde Leonardo. Hier leerde hij de anatomie van de buitenkant van het lichaam bestuderen. De nadruk in het atelier lag op het onderzoekende oog; een schilder moest kennis van de natuur hebben om die zo getrouw mogelijk na te bootsen.
Het instinct om alles op te schrijven en te onderzoeken liggen aan de basis van de tentoonstelling Leonardo da Vinci. In 33 tekeningen toont Teylers Museum Leonardo’s bijna wetenschappelijke zoektocht naar het vatten van emotie en expressie in zijn portretten. We zien zijn fascinatie voor opvallende karakterkoppen, de trefzekerheid van zijn lijnen en prachtige voorstudies voor wereldberoemde schilderijen. De fascinerende tentoonstelling is bovendien een unicum; het is de eerste grote overzichtstentoonstelling van originele kunstwerken van Leonardo in Nederland.
De slechte kop van Judas
In Haarlem is een speciale zaal gewijd aan drie voorstudies van één van de beroemdste kunstwerken ter wereld, Het Laatste Avondmaal, waaronder de voorstudie voor het portret van Judas en van de heilige Philippus. Het originele werk is aangebracht op een muur van de voormalige eetzaal van het klooster van de Santa Maria delle Grazie in Milaan. Teylers Museum toont daarom een replica op ware grootte uit de abdij in Tongerlo. De voorstudies zijn typische voorbeelden van de werkwijze van Leonardo. Zoals Walter Isaacson in zijn meeslepende biografie over de kunstenaar schrijft, dacht de kunstenaar bij elk portret eerst na over de aard en karaktereigenschappen van de persoon; was hij edel of onbeschaafd, vrolijk of ernstig, onthutst of blij, jong of oud, goed of gemeen? Want dit zou ook terugkomen in het gezicht, de kleding en de lichaamsbewegingen.
Voor een werk als Het Laatste Avondmaal ging Leonardo op zoek naar levende modellen die pasten bij de karakters die hij ging afbeelden. Voor Judas zocht hij bijvoorbeeld slechte buurten op en bestudeerde gezichten, manieren en bewegingen. In zijn notitieboekje, dat altijd aan zijn riem hing, maakte hij snelle schetsen, vaak vergezeld van korte beschrijvingen van specifieke kenmerken. De uitgebreide voorstudies zorgden desondanks ervoor dat Leonardo menig werk te laat opleverde of nooit afmaakte. En ook bij Het Laatste Avondmaal toonde de kunstenaar zich van zijn traagste kant. Pas na een jaar zoeken en na klachten van zijn opdrachtgever, vond Leonardo het juiste, verraderlijke en doortrapte hoofd voor Judas in levenden lijve en kon hij eindelijk de muurschildering afmaken.
Eeuwige zoektocht naar kennis
Isaacson onderzocht voor zijn biografie over de kunstenaar ruim 7.200 bladzijden aantekeningen en kladjes, waarop hij talloze to-do-lijstjes terugvond die een ongelooflijk brede interesse weerspiegelden. Leonardo wilde bijvoorbeeld Milaan en haar buitenwijken opmeten, weten hoe ze in Vlaanderen op ijs lopen, “metingen van de zon opvragen” bij een Fransman en de anatomie van vleugels en borstspieren van vogels bestuderen. Leonardo was bijna bezeten van meer kennis tot zich nemen, maar een groot deel van die zucht naar kennis had ook een functionele grondslag. Van Verrocchio had hij immers geleerd dat kunstenaars alleen de natuur getrouw kunnen weergeven, wanneer zij kennis hebben van de natuur. Dat leidde niet alleen tot het onderzoeken van sporen van het karakter in het uiterlijk, maar ook tot het onderzoeken van waaruit beweging voortkomt en welke spieren welk effect hebben. De tentoongestelde voorstudie voor Judas uit 1495 toont bijvoorbeeld nog een enkele halsspier, maar in de winter van 1510 gaat Leonardo ook menselijke lichamen ontleden en vanaf dat moment zien we ook dat hij de musculus sternocleidomastoidus juist gaat weergeven met twee spierbanen.
In de stapels papieren kwam Isaacson ook talloze tekeningen van een nors kijkende oude man tegen, vaak geplaatst tegenover een profiel van de jonge Salai – een van Leonardo’s metgezellen, die hij in zijn aantekeningen liefkozend een ‘kleine duivel’ noemde. Door sommigen wordt het tekenen van deze profielen een speels tijdverdrijf genoemd of een bijna onbewuste gewoonte. In Haarlem komen dan ook beide figuren goed aan bod. In de tekening van een krijger met een leeuwenkop in rood krijt komen zelfs elementen van beide geliefde profielen terug; hier zien we dezelfde kin en haakneus van de grimmige krijger én de prachtige krullen van Salai in één frontaal portret.
Oefening baart kunst
Leonardo was heilig overtuigd van het nut van onophoudelijke oefening en studie. Voor opdrachten voor Madonna met kind-voorstellingen observeerde hij bijvoorbeeld langdurig een moeder met haar kind. Hij maakte talloze schetsen van de twee samen, waaronder van het wassen van de voeten. Op de tentoongestelde schets toont de kunstenaar wat die eeuwige herhaling doet met zijn pen; de bruine inkt weerspiegelt de snelheid en de trefzekerheid waarmee hij de moeder en peuter vastlegt. Diezelfde adembenemende souplesse laat Leonardo ook zien in een tekening dat in Haarlem met recht een prominente plek krijgt én waarschijnlijk onderdeel is van Leonardo’s studie voor Madonna in de grot; de studie van het gezicht van een jonge vrouw. Eigenlijk maakt alleen al deze prachtige en veelgeroemde ‘Mona Lisa onder de tekeningen’ een bezoek aan de tentoonstelling meer dan waard. En het is bovendien een mooie voorbereiding op de mondiale viering van het 500ste sterfjaar van Leonardo in 2019.