top of page

In de ban van Van der Leck

Tentoonstelling De mecenas en de ‘verversbaas’ in Kröller-Müller

Momenteel is in Otterlo het resultaat van een bijzonder complexe relatie te zien: het werk dat de kunstenaar Bart van der Leck maakte onder het mecenaat van Helene Kröller-Müller. De tentoonstelling toont hoe de beschermvrouw haar protegé steunde, stimuleerde en beschermde. Toch eindigt het verhaal van de twee bitterzoet.

Eind 1911 maakt Helene Kröller-Müller een belangrijke beslissing aan de vooravond van een operatie aan haar baarmoeder. In het Amsterdamse Diaconessenziekenhuis wordt ze geopereerd aan myomen die haar al maanden teisteren, en de noodzakelijke operatie zou verlichting brengen en voorkomen dat deze gezwellen verdere schade konden aanrichten. Ze besluit dat als ze de levensreddende en - toen nog - levensbedreigende ingreep zou overleven, gaat bouwen aan een ‘monument van cultuur’. Ze gaat haar kunstcollectie uitbreiden en onderbrengen in een heus museum, dat ze zou schenken aan het Nederlandse volk. Gelukkig voor ons, en zeker voor de kunstwereld, was deze bijzonder rijke dame overgeleverd aan de deskundige handen van de gynaecoloog Rudolph Meurer. Deze zeer bekwame vrouwenarts zorgt dat de operatie een succes wordt en geeft de eigenzinnige 42-jarige daarmee de kans haar droom waar te maken. Uiteindelijk leidt de operatie zo tot de opening van het Kröller-Müller Museum in 1938. En tot de huidige tentoonstelling in dat museum in Otterlo: De mecenas en de ‘verversbaas’.

Deze tentoonstelling gaat niet zozeer over de navolging van Helenes droom, maar wel over de bijzondere rol die Helene zichzelf aanmeet om haar droom te volmaken: ze wordt mecenas. Ze geeft de kunstenaar Bart van der Leck jarenlang een vast inkomen, zodat hij zich zonder financiële zorgen volledig kan richten op zijn artistieke ontwikkeling. In ruil daarvoor mag Helene als eerste kiezen uit de werken die de kunstenaar oplevert. Ze bouwt hiermee niet alleen haar collectie op - uiteindelijk had Helene 42 schilderijen en zo’n 400 tekeningen van Van der Leck in haar bezit -, ze geeft ook een flinke impuls aan de Nederlandse kunstwereld, en in het bijzonder aan kunststroming De Stijl, waarvan Van der Leck één van de grondleggers is. De kunstenaar groeit uit tot haar absolute favoriet. Het is daarom geen wonder dat het Kröller-Müller Museum het internationale themajaar Mondriaan tot Dutch Design, en daarmee de 100ste verjaardag van De Stijl, viert met een tentoonstelling over de ontwikkeling Bart van der Leck onder het mecenaat van Helene Kröller-Müller. En eigenlijk was het ook hoog tijd voor een vernieuwde blik op de verstoorde relatie tussen de ‘verversbaas’ en zijn mecenas.

De achtervolgende ogen

In 2005 ontvangt het museum een waardevolle schenking: een enorme kist met zo’n 3.400 brieven van Helene aan haar vertrouweling Sam van Deventer. Die geschonken documenten vormen de basis voor de huidige tentoonstelling in het Kröller-Müller, omdat die nieuw licht werpen op de moeizame relatie tussen Helene en Van der Leck. De tentoonstelling is chronologisch opgezet en doorspekt met citaten uit de brieven van Helene, waarin ze ook de kunstwerken en stijlontwikkeling van Van der Leck becommentarieert. Die citaten geven de benodigde extra dimensie aan de tentoonstelling en tonen hoe de kunstenaar zich ontwikkelt onder het toeziend oog van zijn mecenas.

De tentoonstelling start met een beeld van Helene als verzamelaar in 1915. We zien haar bureau en haar aankoopboek - met een Mondriaan voor 300 gulden - en welk soort werken ze aan haar muur hangt. Daar zitten al meteen een paar Van der Lecks bij, die ze leerde kennen via haar leermeester Henk Bremmer. Deze kunsthistoricus heeft grote invloed op de keuzes en voorkeuren van Helene. Ze volgt Bremmer ook braaf wanneer ze Van der Leck omschrijft als een nieuwe Vincent van Gogh: een groots, maar in zijn eigen tijd veelal onbegrepen kunstenaar.

In 1911 koopt Helene via Bremmer haar eerste werk van de kunstenaar, vier jaar later heeft ze al achttien werken in haar bezit. Hoewel Van der Leck dan nog relatief onbekend is, hangt Helene enthousiast de aanwinsten op in haar huizen en op de kantoren van haar man, die directeur is van Müller & Co. Ze is vooral te spreken over het boegbeeld van de tentoonstelling, De Kat. ‘Ik noem haar altijd “het geweten”, want ze vervolgt je overal met haar doordringende oogen.’ Later hangt ze het werk in haar badkamer, omdat ze er zo elke dag van kan genieten.

Op weg naar abstractie

Via Helene wordt Van der Leck ook aan het werk gezet bij Müller & Co. Hij ontwerpt bijvoorbeeld een prachtig glas-in-loodraam, waarvan ook de schetsen zijn opgenomen in de tentoonstelling. Hij maakt het bekende affiche voor de Batavierlijn en wordt ingeschakeld om de kleuren te bepalen van de interieurs van de familie en het bedrijf. Zo wordt Van der Leck gekoppeld aan architect Berlage. Maar tussen de twee botert het niet. De kunstenaar krijgt nauwelijks kans zijn ideeën te verwezenlijken en zijn beschermvrouw kiest telkens de kant van de architect. Van der Leck voelt zich niet serieus genomen: ‘Om zoo verversbaas te zijn, daarin heb ik in ’t geheel geen lust.’ Gefrustreerd beëindigt hij zijn contract.

Het lef van Van der Leck om begin 1916 zijn bestaanszekerheid op te geven, betekent een keerpunt in de Nederlandse kunstgeschiedenis. De kunstenaar verhuist namelijk naar Laren, waar hij Piet Mondriaan ontmoet. De twee raken bevriend en voeren regelmatig discussies over kunst. Ondertussen krijgt Van der Leck zijn mecenas terug en raakt geïnspireerd. Hij maakt zijn figuren steeds platter en uniformer en laat persoonlijke karaktertrekken weg, om zijn werk een universele betekenis te geven. Ook besluit hij om voortaan uitsluitend met primaire kleuren te werken. En vooral die radicale keuze kon Mondriaan zeer waarderen.

De interactie tussen beide kunstenaars wordt in Otterlo mooi verbeeld. Hoewel we het werkproces van Van der Leck volgen, hangen daar stiekem ook een paar werken van Mondriaan tussen. Je zou de kunstenaars zo bijna met elkaar verwarren. Ze werken immers naar eenzelfde soort abstractie toe. Groot verschil is dat Mondriaan zijn composities niet op een werkelijkheid baseert en Van der Leck wel. Hij creëert zijn abstracte composities door een proces van ‘vernietiging’. Eerst vereenvoudigt hij zijn figuren, maakt ze platter, daarna abstraheert hij de vlakken tot een verzameling lijnen en strepen. Maar zijn mecenas kan hem niet meer volgen. Wederom onbegrepen, zegt Van der Leck in 1918 zijn contract weer op.

Het abrupte einde

Lang duurt het niet voordat Helene wederom aanklopt bij Van der Leck. Want hoewel het haar niet lukt de verregaande abstracties van Van der Leck te begrijpen, voelt ze dat hij wel staat voor het moderne. Ze moet “haar Van Gogh” wel ondersteunen, vindt ze. Al geeft ze hem mee dat hij op den duur een andere beschermvrouw moet vinden als hij zo abstract blijft werken. Tot 1921 blijft ze hem financieel ondersteunen. In dat jaar ontdekt Van der Leck dat zijn mecenas achter zijn rug om het affiche voor de Batavierlijn heeft aangepast, met donkere ondergronden onder de tekstvlakken en een verdikt lettertype. Voor hem is dat de druppel die de emmer doet overlopen. Hij kiest nu definitief zijn eigen weg en hier eindigt de tentoonstelling dan ook bijna abrupt.

Want het verhaal stopt hier niet. Helene zou Van der Leck haar leven lang blijven steunen en beschermen. In 1925 noemt ze hem een ‘nog veelzijdiger, krachtiger kunstenaar dan Mondriaan’ en in 1938, een jaar voor haar dood, omschrijft ze hem nog als haar favoriete kunstenaar. In 1924, vlak na de finale contractbreuk, sluit ze een tentoonstelling aan het Haagse Lange Voorhout af met een ‘verrassingskamer’ vol werken van Van der Leck en Mondriaan. Omgeven door deze kunstwerken moeten bezoekers in een geheel witte ruimte ‘een sprong’ ervaren ‘van de oude in de nieuwe tijd’.

Die toen revolutionaire kamer inspireerde de tentoonstellingsmakers in Otterlo om eveneens te eindigen met een sprong in de moderniteit. Een aardig gekozen, maar ook passend einde voor een tentoonstelling die de samenwerking tussen de twee volgt. We gaan van de donkere, houten lambrisering in Helenes kantoor, naar het prachtige glas-in-lood en de vlakke figuren en eindigen in de radicale, revolutionaire moderniteit die Van der Leck uiteindelijk in Helenes collectie bracht. Jammer genoeg is hierbij ook gekozen voor een groot, wit kleed in de laatste witte museumzaal. Want bij zo’n zorgvuldig en mooi opgebouwde tentoonstelling zal dat ongetwijfeld in korte tijd zwart zijn gelopen.

Beeld: Kröller-Müller Museum

Deze tekst is gepubliceerd in Geniet, de ontspanningsbijlage van artsenblad Medisch Contact. Voor dit magazine schrijf ik geregeld over interessante tentoonstellingen.

Andere schrijfsels
bottom of page